De temperatuurstijging van de Wortels vacuümpomp verwijst naar het verschil tussen de hoogste temperatuur gemeten op het oppervlak van de gehele pomp en de kamertemperatuur onder de voorwaarde van stabiele werking van het ultieme vacuüm of nominale vacuüm (verwijzend naar de atmosferische Roots-vacuümpomp met directe uitlaat). Het type thermometer dat wordt gebruikt om de temperatuurstijging te meten, is niet beperkt, maar moet een meetnauwkeurigheid van ±1°C hebben. Bij het markeren van de temperatuurstijging moeten tegelijkertijd de kamertemperatuur en de koelomstandigheden van de pomp, inclusief de koelmethode, worden gemarkeerd.

De uitlaatdruk van de Roots-vacuümpomp verwijst naar de druk van de mantel nabij de uitlaatpoort die overeenkomt met een bepaalde inlaatdrukwaarde onder de voorwaarde van stabiele werking van de Roots-vacuümpomp. De test van de uitlaatdruk kan gelijktijdig met de bepaling van de pompsnelheid worden uitgevoerd, beginnend bij een geschikte waarde nabij het eindvacuüm, tot ongeveer de toelaatbare inlaatdruk van de pomp. Voor elke ingangsdrukwaarde wordt de uitlaatdruk bepaald.

De meetpositie van de uitlaatdruk is vastgelegd in de ministeriële norm. De afstand tussen de drukmeetbuis en de pompuitlaatflens mag niet groter zijn dan de uitlaatdiameter van de pomp en het openingsvlak van de drukmeetbuis moet evenwijdig aan de luchtstroomrichting zijn. De insteekdiepte is 1/4d, maar niet meer dan 50 mm.